Dokter P.J. van Berckel was de jongere broer van Theodoor Victor van Berckel. Hij is tweemaal gehuwd geweest. Het eerste huwelijk (1767) was met een rijke weduwe, Maria Catharina Aangevaren. Zij overleed vóór 1775. Na haar overlijden erfde P.J. van Berckel Kasteel Spreeuwenburg te Vught. Het landgoed verkoopt hij in 1783. Het tweede huwelijk was met Cornelia Maria van Ceulen (zij overlijdt volgens de familiestamboom op 9 oktober 1800). Naast arts (Medicinae Doctor) bekleedde hij allerlei functies binnen het stadsbestuur. Vanaf 1768 komen we hem tegen als komzegelaar.1 Later bekleedde hij functies als politierentmeester en tijdens de periode van Bataafs Brabant in 1796 zien we hem als gemeenteraadslid.2 Tijdens het bewind van koning Lodewijk Napoleon schopte hij het tot schepen en president-schepen. Aangezien 's-Hertogenbosch in die jaren (nog) niet werkte met het systeem van burgemeester en wethouders, zou je een president-schepen het equivalent van burgemeester kunnen noemen. Het verschil zat er in dat het een roulerend ambt was. In de tijd van Van Berckel werd er om de drie maanden gestemd welke schepen de nieuwe president zou worden. Op 7 januari 1807 eindigde de termijn van P. J. van Berckel als president-schepen en hij werd opgevolgd door Waltherus Johannes Heeren. Van Berckel werd vice-president.3 Op 1 april 1807 wordt de benoeming van beide heren met drie maanden verlengd.4 Vanaf 1 juli 1807 is Dr. Van Berckel weer president-schepen (en W.J. Heeren vice-president).5 Dat blijft zo in de volgende periode vanaf 7 oktober 1807 tot 7 januari 1808, waarna het ambt weer rouleert en W.J. Heeren president-schepen wordt. Het stadsbestuur, oude vorm, werd op 30 januari 1808 ontbonden, waarbij P.J. van Berckel tot burgemeester van Õs-Hertogenbosch werd benoemd (bij koninklijk decreet, Lodewijk Napoleon).6 Er vonden echter nog twee vergaderingen plaats onder voorzitterschap van president-schepen W.J. Heeren, namelijk op 31 januari en 1 februari 1808. Vanaf 2 februari 1808 is het nieuwe stadsbestuur een feit en is P.J. van Berckel de eerste burgemeester van 's-Hertogenbosch.7 P.J. van Berckel heeft vanaf 1 juli 1807 - met onderbreking van 7 januari 1808 t/m 2 februari 1808 - aan het hoofd van de stad gestaan. Hij bleef burgemeester tot juli 1810. |
Noten | |
1. | Resolutieboek stadsbestuur 's-Hertogenbosch, OSA 389, 1768-04-01 folio 125v en 126r |
2. | Resolutieboek, OSA 752, 1796-04-02 folio 208r |
3. | Resolutieboek, OSA 774, januari - juni 1807 folio 1v |
4. | Resolutieboek, OSA 774, januari - juni 1807 folio 173v |
5. | Resolutieboek juli 1807 - 1 februari 1808, folio 1rv |
6. | Resolutieboek 27 januari 1808, folio 47rv, 50 t/m 52 Nb. de nummering begint hier pas vanaf 1808 |
7. | Resolutieboek 3 februari - 28 juni 1808, folio 1r |
Gedoopt in de St. Jan 17 juni 1741, vader Theodorus Everardus, goud- en zilversmid, die 24 maart 1734 voor schepenen getrouwd was, moeder Catharina Backers, begraven te 's-Hertogenbosch 7 september 1796 (S 46, 566, 570 en 571); trouwt met Maria Cornelia van Ceulen, die 14 oktober 1800 begraven werd (S 570 en 571); sinds 1773 broeder en van 1782-1805 griffier in de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch (Bossche Alm. 1796-1810); president-regent van het Rooms armenweeshuis, opgericht ingevolge Octrooi der Staten-Generaal van 12 februari 1778 (Voorname huizen II blz. 34 en Tax. 1913 blz. 85); van 4 april 1795 - 22 februari 1798 en van 28 juni 1798 - 23 october 1807 lid van de municipaliteit (Kon. Alm., Bossche Alm. en Van Zuylen blz. 7-8); in 1796 en 1798 scholarch van de Illustre en Triviale Scholen te 's-Hertogenbosch (Bossche Alm.); nam 1 januari 1797 zitting als representant van Bataafs Braband (Res. Representanten Bataafs Braband 1 januari 1797 no 1); 22 februari 1799 door het Uitvoerend Bewind benoemd tot com- | 329 |
missaris ter administratie der Finantiën in het voormalig gewest Bataafs Braband, 2 april beëdigd (Notificatie van het Interm. Adm. Best, in het voormalige Gew. Bataafs Braband d.d. 22 maart 1799, Bijlage 1e kamer Vert. Lich. van 29 maart 1800 en A.R.A. Uitvoerend Bewind 406 exh. 8 april 1799 no 47); in 1800 en 1801 betaalmeester der tractementen en huish. uitgaven voor het Departementaal Bestuur (Gewestelijk Bestuur 320 en 321); in 1801 secretaris van de Financiële Commissie in het voormalige gewest Bataafs Braband (Alm. der Bat. Omwenteling 1802); in 1802 en 1803 lid van het Dep. Bestuur van Bataafs Braband (Wag. XLIV blz. 263 en Vredesalm. Bat. Volk 1803); in 1806 president van de Plaatselijke Rechtbank te 's-Hertogenbosch (Kon. Alm.); bij Koninklijk Besluit van 20 januari 1808 no 1 art. 16 benoemd tot burgemeester van 's-Hertogenbosch, in functie tot 1810, daarna maire tot 6 juli 1810 (A.R.A. S.s.k.L. 37 en 115 en Huisgezin 7 januari 1950); in 1810 provisor van het Mannengasthuis van Willem Looyers (Bossche Alm.); kinderloos overleden te 's-Hertogenbosch 20 mei 1817 (N.B.S. 's-Hertogenbosch en Voorname huizen II blz. 321 en III blz. 414). | 330 |
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 20, 32, 49, 70, 211, 221
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 7, 8, 51, 95, t5.2, t5.4, t10.1
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 153, 189, 206
F.G.G. Govers, Het geslacht en de firma F. van Lanschot 1737-1901 XXV (1989) 9
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 152
A.F.J. van Kempen, Gouvernement tussen Kroon en Statenfacties LXXVI (1988) 95
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 329-330
Noordbrabants Historisch Jaarboek 13 (1996) 71
Maarten Prak, Republikeinse veelheid, democratisch enkelvoud (1999) 170, 229, 260, 307, 309
H.J.M. van Rooij, Het Oud-archief van het Groot-Ziekengasthuis te 's-Hertogenbosch (1963) I. 258
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) II. 34, 321; III. 414
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 220
R.A. van Zuijlen, Naamlijst en wapenkaart der leden van de regering de pensionarissen, griffiers en secretarissen van 's Hertogenbosch (1863) XXVIII, XXX